Het voorkomen of de prevalentie van diabetes is de laatste decennia fors toegenomen. De Wereldgezondheidsoperatie (WHO) spreekt ondertussen van een epidemie. De toename van het aantal diabetespatiënten gaat samen met de toename van het aantal mensen met zwaarlijvigheid of obesitas alsook met de veroudering van de bevolking (vergrijzing).
Er zijn twee belangrijke diabetes types: type 1 en type 2 diabetes. Bij beide vormen is er een verhoogd suikergehalte in het bloed, de oorzaak is echter zeer verschillend. In normale omstandigheden leidt de inname van voedsel tot het vrijkomen van suiker in de bloedbaan. Om deze suiker te kunnen gebruiken als brandstof is er insuline nodig. Dit is een hormoon dat gemaakt wordt door de pancreas of alvleesklier, een orgaan dat zich in de bovenbuik bevindt. Insuline is als de sleutel op een deur, het maakt de deur van de cellen open om suiker binnen te laten. Zonder insuline blijft suiker in de bloedbaan zitten.
Bij type 1 diabetes wordt de alvleesklier aangevallen door afweerstoffen die door het eigen lichaam gemaakt worden. Vaak gebeurt dit al op jonge leeftijd. Deze patiënten verliezen op relatief korte termijn al hun insulineproductie en moeten insuline injecteren om suiker uit de bloedbaan te kunnen halen. Voor de diagnose gesteld wordt, zijn de suikerspiegels in het bloed vaak erg hoog. Dit geeft klachten van vermagering, vermoeidheid, veel dorst en veel plassen. Deze klachten ontstaan op relatief korte tijd en zijn erg uitgesproken.
Type 2 diabetes zien we vaak bij oudere mensen en bij zwaarlijvige mensen. Deze ziekte ontstaat veel geleidelijker dan type 1 diabetes. Overgewicht zorgt ervoor dat het lichaam minder gevoelig wordt voor insuline (insulineresistentie), dat wil zeggen dat er een veel grotere hoeveelheid insuline nodig is om een celdeur te openen dan bij mensen zonder overgewicht. Als de alvleesklier niet voldoende insuline kan maken om aan de verhoogde vraag te voldoen begint de suikerspiegel langzaam op te lopen. In de beginfase voelen patiënten hier niets van terwijl de verhoogde suikerspiegels toch al schade aan het lichaam toebrengen. Als de suikerspiegel verder stijgt, ontstaan er symptomen van vermoeidheid, dorst, veel plassen, …
Beide types diabetes kunnen leiden tot verwikkelingen. De verhoogde suikerspiegel tast de kleine bloedvaten aan en dit kan leiden tot problemen met de ogen, de nieren en de zenuwen. Ook de grote bloedvaten kunnen aangetast worden, het risico op een hartinfarct, een beroerte en verstopte bloedvaten in de benen neemt dan ook toe bij een slechte suikerregeling. Aantasting van de zenuwen en bloedvaten in de benen kan leiden tot het ontstaan van slecht genezende voetwondjes, een gevreesde complicatie. Deze verwikkelingen treden vooral op bij patiënten wiens suikerspiegel niet goed onder controle is. Door diabetes in een vroeg stadium goed te behandelen kunnen veel complicaties voorkomen worden, het is dan ook van belang dat de diagnose zo vroeg mogelijk gesteld wordt.